Mijn moeder mag niet doodgaan
Gepubliceerd op
Al pratend komt ze met de koffiekopjes de keuken uitgelopen.
Ik zit, zoals altijd aan de grote tafel. Dit is ons vaste ritueel op de maandagochtend, samen koffiedrinken.
Ze vertelt over haar weekend en ik kijk hoe ze ondertussen de glazen koekschaal pakt.
Ik volg haar bewegingen, ze zijn wat stram. Haar grijze haar netjes gekamd, steeds witter wordend, of is het het licht vraag ik me af?
Haar gezicht, zacht, gerimpeld, een leven van ervaringen zichtbaar. Het raakt me, ineens. Ik slik.
Ze vraagt me of ik een koekje wil. Die lekkere, weet je wel, bij de bakker gehaald.
Ik knik en pak een koekje uit de schaal.
Ik herinner me die schaal nog goed: hoe vaak heb ik daar niet stiekem een extra koekje uit gehaald als kind?
Ik zie zo mijn ouderlijk huis voor me, de woonkamer, het dressoir en daarin de glazen koekschaal.
Mijn moeder en ik als jong meisje, samen zittend aan de grote tafel. Mijn moeder, die in mijn beleving altijd al grijs is geweest.
Een fijn gevoel van altijd komt omhoog. Altijd mijn moeder, ze is er altijd.
Er komt een tijd dat ze er niet meer is. Ik probeer die stem te negeren, mijn gedachtes een andere kant op te bewegen. Maar het fijne altijd gevoel is weg. Ik voel tranen opborrelen en een zwaar gevoel op mijn borst. Misselijk, echt misselijk.
Wil je nog een bakkie? Mijn gedachtes flarden door de ruimte, ja graag mam.
“Waar zit je toch met je gedachten?” vraagt ze.
Ik voel dat het gezegd mag worden, dat ik dit grote gevoel in mij wil delen.
Een paar enkele tranen rollen over mijn wangen als ik haar vertel over de glazen koekschaal, mijn gevoel van haar er altijd zijn, en dat mijn hart het bijna niet kan verdragen als ik me voorstel dat ze er op een dag niet meer is.
Lange tijd kijkt ze me aan met haar mooie, wijze gerimpelde ogen. Ik voel de verbinding.
Zacht zegt ze: maar toch gaat het gebeuren lieverd.